Algemene informatie
Kort historisch overzicht:
Hond van Beauce, Beauceron en Roodkous zijn namen die aan het eind van de 19e eeuw ontstaan zijn om de oude Franse herdershonden van de vlakte te benoemen, die van hetzelfde type waren, met het gladde haar aan het hoofd, de stugge en korte vacht en met gecoupeerde oren. Het lichaam had brandaftekeningen, met name aan de uiteinden van de vier benen. De fokkers noemen deze honden daarom in die tijd Roodkousen. De meest voorkomende vacht was zwart met brand, maar er waren ook grijze, zwarte of roestbruine honden. Deze honden werden gefokt en geselecteerd op hun aanleg voor het drijven en bewaken van de schaapskudden.
Algemeen voorkomen:
De beauceron is een grote hond, die rustiek, stevig, krachtig, goed gebouwd en gespierd is. Tegelijkertijd zijn deze honden niet lomp.
Belangrijke verhoudingen:
De beauceron is gemiddeld van verhouding. De lengte van het lichaam, van boeggewricht tot zitbeen moet iets groter zijn dan de schofthoogte. Het hoofd is lang: 2/5 van de schofthoogte. De breedte van de schedel en de hoogte van het hoofd zijn iets minder dan de helft van de lengte van het hoofd. De schedel en snuit zijn van gelijke lengte.
Gedrag en karakter:
Het gedrag is vrij bij benaderen en zonder vrees. De uitdrukking is vrijmoedig, nooit vals, noch schuw noch onrustig. Het karakter van de Beauceron moet braaf en onverschrokken zijn.